Ondersteuning

Zit jij soms met de handen in het haar? Vind hier 10 handige tips voor een geslaagd jeugdkamp en enkele tips om storend gedrag aan te pakken.

10 tips voor een geslaagd jeugdkamp

  1. Maak eenvoudige regels en stel duidelijke grenzen: Een overdaad aan regels is verwarrend: maak keuzes en laat de deelnemers zelf mee denken over de regels. Leg de regels uit en licht toe waarom je deze belangrijk vindt. Wanneer je iets verbiedt, geef dan een alternatief (vb. niet met een bal in de zaal, wel buiten op het gras). Herhaal de regels regelmatig en beloon de deelnemers wanneer ze de regels volgen.
  2. Luister naar de deelnemers: Luister tijdens een gesprek met de deelnemer waarom het kind dwars ligt. Laat de deelnemer hierbij zoveel mogelijk aan het woord, zelf luister je naar wat er volgens hem/haar aan de hand is. Zelfs jonge deelnemers kunnen op hun eigen manier goed vertellen. (ver)oordeel niet of maak geen tegenwerpingen, maar ga uit van de visie op het probleem zoals de deelnemer deze ziet.
  3. Geef positieve feedback: Zet in de kijker wat de deelnemers goed doen, iedereen hoort dit immers wel eens graag.
  4. Stel je voorspelbaar op: Stel je voorspelbaar op door te vertellen wat je gaat doen en dit dan ook te doen. Reageer en handel consequent. Wanneer iemand zich niet aan de afspraak houdt, is het jouw taak om daar wat aan te doen. Wanneer een afspraak (soms) niet voor iedereen geldt, moet je dit goed uitleggen aan de deelnemers.
  5. Zorg voor een dagplanning: Door een dagplanning kunnen alle kinderen zien wat er gedurende de dag plaats zal vinden. Drukke kinderen hebben dit nodig omwille van de nood aan leiding en regelmaat. Een duidelijke structuur zoals een dagplanning is een stevige houvast die onrust, onzekerheid en onveiligheid wegneemt en is daarom ook erg belangrijk.
  6. Spreek in 'ik-boodschappen': Maak gebruik van de 'ik-boodschap' wanneer je benoemt wat er fout gaat. Een ik-boodschap is namelijk minder aanvallend omdat hij niet zegt wat jij verkeerd doet, maar wat ik er van vind. De meeste mensen vinden het niet erg als iemand iets anders vindt dan zij. De deelnemer zal hierdoor balen, maar het zal zich niet afgekeurd voelen als persoon. Een voorbeeld: “Ik vind het vervelend dat je in je schrift krast want ik wil dat het er mooi uitziet. Ik wil dat je dit stuk netjes opnieuw doet.” klinkt minder aanvallend dan: “Je krast alweer in je schrift (dat doe je altijd), doe het maar opnieuw.”
  7. Maak praatjes met de deelnemers tussen de activiteiten door: Bekijk tussendoor de blik van de deelnemers. Een kind met een boos, verdrietig of blij gezicht kan een aanleiding zijn voor een praatje. En dit praatje kan net datgene zijn dat vervelend gedrag voorkomt.
  8. Bewaak de relaties tussen de deelnemers en zorg voor een positieve groepssfeer: Wees alert voor pest- en sociaal gedrag en bespreek dit met de groep. Wanneer er een goede sfeer is, heb je minder snel zin om vervelend te gaan doen
  9. Heb aandacht voor wat er goed en fout loopt: Evalueer samen met de deelnemers dagelijks kort de dag. Start met de negatieve punten en zoek samen naar een oplossing hiervoor. Daarna laat je de positieve dingen naar voor komen. Zorg dat alle deelnemers aan het woord komen, eventueel doe je dit door elke dag een ander groepje deelnemers aan bod te laten komen.
  10. Geef zelf het goede voorbeeld: Hou je zelf aan de regels (nee = nee, ja = ja).

Storend gedrag? Zo pak je dit aan!

Oplijsten

  • Welk concreet gedrag is storend?
  • Wanneer toont de deelnemer dit gedrag (vb. wanneer ik met mijn rug naar de groep sta)?
  • Wanneer speelt het ongewenste gedrag een rol (vb. bij voetbal, niet bij spelen)?
  • Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt?
  • Hoe vaak komt het voor (vb. 1x/dag)?
  • Hoe lang is het gedrag aanwezig?
  • Wat zijn de gevolgen voor de omgeving (andere deelnemers, medewerkers) van de deelnemer?
  • Zijn er factoren die het gedrag uitlokken/versterken (vb. lachende deelnemers, preek)?

Versterkers

  • Sociale versterkers: compliment, duim opsteken.
  • Direct feedback geven: kinderen vinden het fijn te horen hoe ze het gedaan hebben.
  • Activiteitenversterkers: leuk klusje, een bewegingstussendoortje.
  • Ruilversterkers: kinderen verzamelen punten die later inwisselbaar zijn voor iets leuks.
  • Materiële versterkers: een sticker geven.
Straffen
  • Straf zo snel mogelijk na het probleemgedrag.
  • Straf iedere keer wanneer het probleemgedrag zich voordoet.
  • Straf niet te lang.
  • Zorg dat de straf in verhouding is met wat er gebeurde.
  • Bedenk altijd of het kind jouw straf wel als straf ervaart.
  • Vertel altijd kort waarom je straft en benoem alternatief gedrag.
  • Houd rekening met leeftijd en intelligentie en ga in gesprek met de deelnemer (≠ preek!). Herstel na de straf de relatie met de deelnemer zo snel mogelijk: de deelnemer moet merken dat hij/zij zelf oké is, maar zijn gedrag dat niet is.

Bronnen:

Met de energieke steun van ENGIE